Wisselslag
In de zwemsport geldt de wisselslag als de fysiek zwaarste onderdeel vanwege de vele tempo- en ritmewisselingen die een zwemmer in het water moet ondergaan. De wisselslag is een samenvoeging van de vier andere beschreven zwemslagen.
Ze worden gezwommen in een vaste volgorde:
1. Vlinderslag
2. Rugslag
3. schoolslag
4. Vrije slag
Bij een estafette wisselslag is de volgorde echter anders:
1. Rugslag
2. Vlinderslag
3. Schoolslag
4. Vrije slag
Vlinderslag
Door jonge kinderen wordt de vlinderslag vaak als zwaar ervaren, dit komt vooral door de gelijktijdige overhaal over het water van de armen. Bij senioren is de vlinderslag, na de borstcrawl, de snelste wedstrijdslag. Bij de vlinderslag verandert de ligging voortdurend. Dit komt door de dolfijnbeenslag die feitelijk met het gehele lichaam uitgevoerd wordt.
Rugslag
De rugslag is de enige wedstrijdzwemslag die in rugligging wordt uitgevoerd. Omdat het hoofd tijdens de rugslag grotendeels boven water ligt, gaat het ademhalen vanzelfsprekend. De beenslag bij de rugslag draagt bij aan de snelheid, maar heeft ook een belangrijke functie voor een goede ligging. De rugslag is de enige slag zonder rustmoment. De armen blijven constant draaien en zijn te vergelijken met de wieken van een molen.
Schoolslag
De schoolslag is de langzaamste wedstrijdslag. Dit komt vooral doordat tijdens het intrekken van de benen het lichaam veel weerstand ondervindt van het water. De zwemmer ligt dan bijna stil. Tijdens het sluiten van de benen wordt echter veel snelheid gemaakt. Dit maakt de schoolslag tot een typische start en stop slag.
Vrije slag
De borstcrawl is de snelste wedstrijdslag. De borstcrawl kent een constante horizontale ligging, waardoor de weerstand laag gehouden kan worden. De armslag van de borstcrawl is efficiënt. Tijdens de armdoorhaal kan optimaal kracht worden gezet dankzij de goede positie van de armen ten opzichte van het lichaam. De beenslag van de borstcrawl zorgt constant voor snelheid.
Informatie door de KNZB